Dimpna van Geel

Ierland – Geel, 7de eeuw

De Heilige Dimpna is de beschermheilige van bezetenen, geesteszieken, en slachtoffers van incest. Volgens de overlevering werd Dimpna in de zevende eeuw geboren, in de regio Oriël in Noord-Ierland. Haar vader was de Ierse koning Damon. Zijn beeldschone vrouw was diep religieus. Tegen de zin van Damon voedde zij Dimpna christelijk op en liet haar in het geheim dopen door Gerebernus, een Ierse priester. Toen Dimpna veertien jaar oud was, stierf haar moeder. Damon was ontroostbaar. Omdat zijn hovelingen geen geschikte tweede vrouw vonden, adviseerden ze hem om zijn eigen dochter een aanzoek te doen. Maar de diepgelovige Dimpna geschokt en wees haar vader af! Om aan zijn woede te ontkomen, vluchtten Dimpna en Gerebernus naar de Lage Landen. Langs de Schelde arriveerden zij in Antwerpen en kwamen uiteindelijk terecht in de Kempense bossen. Vlakbij de Heilige Martinus-kapel in Geel bouwden ze een hut, leefden als kluizenaars en zorgden voor de armen. Koning Damon en zijn verkenners vonden echter hun vluchtroute. Toen hij in Geel arriveerde, weigerde Dimpna opnieuw zijn hand. In een vlaag van waanzin onthoofdde Damon zijn eigen dochter. Daarna liet hij ook Gerebernus onthoofden. Al gauw kwamen mensen op de graven van Dimpna en Gerebernus bidden voor bescherming tegen waanzin. Toen de martelaren later werden opgegraven, trof men de stoffelijke resten in twee lijkkisten van zandsteen aan, een materiaal dat in de Kempen onbekend was. Dat moest een teken zijn dat het tweetal begraven was door engelen! Daarna werd de toeloop van pelgrims zo groot dat de inwoners van Geel tijdelijk onderdak begonnen te bieden aan die bezoekers. Dat heeft het fundament gevormd van de huidige gezinsverpleging van psychiatrische patiënten in Geel.

Bron: Louis Goosen, “Dymphna van Geel,” Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten, 1992, pp. 127-8

keyboard_arrow_up